Toets:G
Vers 1
[G}Iedereen heeft pijn.
[G]Soms.
[C}Iedereen huilt.
[C]Soms.
[D] Iedereen heeft pijn.
[D]Soms~e~.~.~.~..~
Koor
[G]Ik heb ~ mijn~.~zelf.~.~.~tot~ de dood~de~.~de pijn gedaan.
[G]Ik kan~ e~a~.~sily~ d~o~ a~.~g~a~i~.~.~n.~.
[C]En je kunt~een~.~he~e~.~n~je~.~u~verlangen.
[D] Toen ik ~ wist ~ van ~ hield. ~.
Vers 2
[G]Iedereen heeft pijn.
[G]Soms.
[C]Iedereen huilt.
[C]Soms.
[D] Iedereen heeft pijn.
[D]Soms~e~.~.~.~..~
Koor
[G]Ik heb ~ mijn~.~ zelf bezeerd.~.~tot~ de ~e~.~de.
[G]Ik kan~ e~a~.~sily~ d~o~ a~.~g~a~i~.~.~n.~.
[C]En je kunt~een~.~he~e~.~n~je~.~u~verlangen.
[D] Toen ik ~ wist ~ van ~ hield. ~.
Brug
[C]Als ik kon beginnen~ a~gai~i~n.~
[C]Een m~is~se~r~a~b~le ~y~ea~r.~.~.
[Am]Wat voor soort ~de~a~ls~ w~o~ul~d~ ik~m~a~.~ke.~.?
[Ben]ik~o~n~'~t~ weet~.~.~.~.
Koor
[G]Ik heb ~ mijn~.~ zelf bezeerd.~.~tot~ de ~e~.~de.
[G]Ik kan~ e~a~.~sily~ d~o~ a~.~g~a~i~.~.~n.~.
[C]En je kunt~ een~.~he~e~.~n~je~.~u~ verlangen~ hebben.
[D] Toen ik ~ wist ~ van ~ hield. ~.