In een stad waar geheimen verborgen zijn,
Waar schaduwen naast elkaar fluisteren,
Er stond een raam op de tweede verdieping,
Een toegangspoort tot het onbekende goed.
(Koor)
Venster op de tweede verdieping,
Een portaal naar een andere wereld,
Waar dromen konden vliegen,
En kleuren ontvouwden zich.
(Vers 2)
Door de ruit, een wereld van verwondering,
Een tapijt van licht en donder,
Een dans van sterren langs de hemel,
Een symfonie die de aandacht trok.
(Brug)
Jonge harten zouden zich verzamelen,
In de stilte van de nacht,
Om een glimp op te vangen,
Van een wereld die zo helder is.
(Vers 3)
Verhalen gedeeld, gefluister uitgewisseld,
Onder dat raam lagen obligaties,
Een plek van troost, dromen en macht,
Een canvas geschilderd in de nacht.
(Koor)
Venster op de tweede verdieping,
Een portaal naar een andere wereld,
Waar dromen konden vliegen,
En kleuren ontvouwden zich.
(Vers 4)
Naarmate de tijd verstreek, veranderde de stad,
Maar de magie van dat raam rouwde nooit,
Het hield zijn plaats vast, een ware schildwacht,
Een herinnering aan wat er zou kunnen gebeuren.
(Vers 5)
Nu volwassen en wijs, met eigen kinderen,
We staren naar dat raam, herinneringen gegroeid,
Nog steeds een baken, een gids zo helder,
Voor altijd stralend in de nacht.
(Outro)
Venster op de tweede verdieping,
Een bewaker van het verleden,
Een herinnering dat dromen kunnen blijven bestaan,
En wonderen vervagen nooit echt.