In de valleien heinde en verre glijden gouden velden,
Met gaven van de genade van de natuur, rijp van zoete omhelzing.
Kom, kom dichtbij, laten we de oogst binnenhalen,
Met vreugdevolle harten en handen zullen we werken tot aan de zonsondergang.
(Koor)
Breng de oogst binnen, breng de oogst binnen,
Laat de velden worden opgeruimd.
Met elke korrel die we verzamelen,
De rijkdom van de natuur koesteren wij.
(Vers 2)
De zon brandt, het zweet op ons voorhoofd,
Maar de geest blijft sterk, voor dit land ploegen we.
Met de sikkels in de hand oogsten we wat we zaaien,
Een oogst van overvloed, een oogst die zal groeien.
(Koor)
Breng de oogst binnen, breng de oogst binnen,
Laat de velden worden opgeruimd.
Met elke korrel die we verzamelen,
De rijkdom van de natuur koesteren wij.
(Brug)
De geur van aarde en hooi vult de lucht,
Een tapijt van kleuren die niet te vergelijken zijn.
We dansen van vreugde, ons gelach neemt de vlucht,
Terwijl we de oogst binnenhalen, in het gouden zonlicht.
(Koor)
Breng de oogst binnen, breng de oogst binnen,
Laat de velden worden opgeruimd.
Met elke korrel die we verzamelen,
De rijkdom van de natuur koesteren wij.
(Outro)
Terwijl we deze overvloed verzamelen met een hart vol zang,
Dankbaarheid vult onze ziel, we zijn waar we thuishoren.
Van de aarde tot onze tafels brengt de oogst vreugde,
Onze lichamen voeden, het licht van onze geest ontsteken.