[Verse 1]
In de velden, grazend,
Waar de engelen hun deuntje zongen.
Er leefde een eenvoudige herdersjongen,
Zijn naam was Kleine Lou.
[Koor]
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Het lammetje is verdwaald in de sneeuw.
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Zoek het lammetje en breng het naar huis.
[Verse 2]
Kleine Lou hoedde zijn kudde,
Toen hij een stem zo helder hoorde.
Er stond:"Kleine Lou, ga naar het oosten,
En je zult een klein scheurtje vinden."
[Koor]
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Het lammetje is verdwaald in de sneeuw.
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Zoek het lammetje en breng het naar huis.
[Brug]
Kleine Lou volgde de stem,
En hij kwam in een bescheiden stad.
Daar vond hij het Heilig Kind,
Die met liefde naar hem glimlachte.
[Koor]
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Het lammetje is verdwaald in de sneeuw.
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Zoek het lammetje en breng het naar huis.
[Verse 3]
Kleine Lou nam het Heilige Kind,
En droeg hem vrolijk naar huis.
Hij zei tegen de herdersjongen:
"Dit Kind zal je bevrijden."
[Koor]
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Het lammetje is verdwaald in de sneeuw.
Hé ooi, hé ooi,
Wat ga je doen?
Zoek het lammetje en breng het naar huis.
[Outro]
Kleine Lou aanbad het Heilige Kind,
En prees hem uit alle macht.
En vanaf die dag,
Zijn leven was gevuld met licht.