In een wereld van zoetwarenverrukkingen,
Waar zoetheid danst als een grillige geest,
Er bestaat een snoephemel zo groots,
Waar alle dromen over suiker een stralende streng worden.
(Koor)
Snoepregen, snoepregen,
Vallen als een heerlijk refrein.
Smaken barsten, kleuren helder,
Een suikerachtig paradijs dat op de vlucht is.
(Vers 2)
Snoepjes stromen als de levendige stromen van een regenboog,
De lucht schilderen met verrukkelijke dromen.
Chocoladedruppels smelten met de omhelzing van passie,
Prikkelende smaakpapillen met hun fluweelzachte achtervolging.
(Brug)
Gummiberen stuiteren van speelse vrolijkheid,
Hun fruitige essentie maakt de geest vrij.
Lolly's draaien rond in wervelende verrukking,
Wervelende kleuren die het zicht betoveren.
(Koor)
Snoepregen, snoepregen,
Vallen als een heerlijk refrein.
Smaken barsten, kleuren helder,
Een suikerachtig paradijs dat op de vlucht is.
(Vers 3)
Suikerspinwolken, zacht als engelenvleugels,
Fluister verhalen over de zoete bronnen van je kindertijd.
Zoethout kronkelt in de verleidelijke charme van de slang,
Prikkelt de smaakpapillen met zijn onweerstaanbare vorm.
(Outro)
In dit snoepwonderland lijkt de tijd stil te staan,
Waar zoete fantasieën elke wil vervullen.
Terwijl snoepregen van boven neerdaalt,
Geef je over aan de zoetheid, omarm de pure liefde van snoep.