Zender:
1. Signaalgeneratie: Radiostations genereren een elektrisch signaal dat de te verzenden audio of gegevens vertegenwoordigt. Dit signaal wordt gecreëerd door microfoons, muziekspelers of andere geluidsbronnen.
2. Modulatie: Het audiosignaal wordt gemoduleerd op een draaggolf, een signaal met een hogere frequentie. Dit proces verandert de amplitude (AM-radio) of frequentie (FM-radio) van de draaggolf op basis van de amplitude of frequentie van het audiosignaal.
3. Zenderantenne: De gemoduleerde draaggolf wordt naar een zendantenne gestuurd. De antenne zet het elektrische signaal om in elektromagnetische golven (radiogolven) en straalt deze de lucht in.
Ontvanger:
1. Ontvangstantenne: De ontvangstantenne vangt de elektromagnetische golven (radiogolven) op die door het zendstation worden uitgezonden.
2. Versterking: De zwakke radiogolven die door de antenne worden opgevangen, worden versterkt om het signaal te versterken.
3. Demodulatie: De ontvanger gebruikt een proces dat demodulatie wordt genoemd om het originele audiosignaal uit de gemoduleerde draaggolf te extraheren. Bij AM-radio worden de amplitudevariaties gedetecteerd, terwijl bij FM-radio de frequentievariaties worden gedecodeerd.
4. Audio-uitvoer: Het teruggevonden audiosignaal wordt vervolgens naar een luidspreker of hoofdtelefoon gestuurd, waardoor het elektrische signaal weer wordt omgezet in geluidsgolven die we kunnen horen.
Door de ontvanger op dezelfde frequentie af te stemmen als het zendstation, pikt de radio het specifieke radiosignaal op en decodeert het, waardoor we naar de beoogde audio-inhoud kunnen luisteren. Bovendien kunnen radio's andere functies bevatten, zoals frequentieselectie, volumeregeling en signaalsterkte-indicatoren voor een betere gebruikerservaring en ontvangst.