Wanneer een gitaarsnaar wordt aangeslagen, begint deze te trillen. Deze trilling zorgt ervoor dat de luchtmoleculen rond de snaar ook gaan trillen. Deze trillingen zijn wat wij waarnemen als geluid.
De toonhoogte van een geluid wordt bepaald door de frequentie van de trilling. Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toonhoogte. De amplitude van een geluid wordt bepaald door de hoeveelheid energie in de trilling. Hoe groter de amplitude, hoe luider het geluid.
Het timbre van een geluid wordt bepaald door de vorm van de golfvorm. De golfvorm is een grafiek van de amplitude van het geluid in de loop van de tijd. Verschillende instrumenten produceren verschillende golfvormen, waardoor ze hun karakteristieke geluiden krijgen.
Bij een gitaar komt de geluidsenergie voort uit de trilling van de snaar, waardoor de luchtmoleculen rond de snaar gaan trillen. Deze trillingen worden vervolgens naar onze oren overgebracht, waar ze als geluid worden waargenomen.