Een standaardsymfonieorkest bestaat uit vier secties:strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerk. De strijkers zijn vooraan in het orkest geplaatst, met de eerste violen links en de tweede violen rechts. De houtblazers staan achter de snaren, met links de fluiten en klarinetten en rechts de hobo's en fagotten. Het koperwerk bevindt zich achter de houtblazers, met links de trompetten en trombones en rechts de hoorns en tuba. Het slagwerk bevindt zich achterin het orkest, met de pauken in het midden en daaromheen de overige slagwerkinstrumenten.
Variaties
Er zijn enkele variaties op deze standaard zitopstelling. In sommige orkesten kunnen de eerste violen bijvoorbeeld aan de rechterkant zijn geplaatst en de tweede violen aan de linkerkant. Bovendien kan het slagwerk voor het orkest worden geplaatst in plaats van achterin.
Redenen voor de stoelindeling
De zitopstelling van een orkest is ontworpen om de klank van het orkest te optimaliseren. De snaren zijn aan de voorkant geplaatst omdat ze de hoogste frequenties produceren, terwijl het koper aan de achterkant is geplaatst omdat ze de laagste frequenties produceren. Door deze opstelling is het geluid van alle secties duidelijk hoorbaar voor het publiek.
Andere factoren
Naast de klank wordt bij de opstelling van een orkest ook rekening gehouden met de visuele aantrekkingskracht van het orkest. Het orkest is zo opgesteld dat de dirigent gemakkelijk door alle muzikanten kan worden gezien en dat de muzikanten gemakkelijk door het publiek kunnen worden gezien.