Symfonieën worden doorgaans gecomponeerd voor een groot ensemble van muzikanten en worden vaak uitgevoerd in concertzalen. Ze worden algemeen beschouwd als een van de meest complexe en verfijnde vormen van westerse klassieke muziek.
De geschiedenis van de symfonie gaat terug tot de 16e eeuw, toen Italiaanse componisten meerdelige werken voor instrumentale ensembles begonnen te schrijven. Deze vroege symfonieën waren vaak gebaseerd op dansmuziek en waren doorgaans licht en onderhoudend van aard.
In de 17e eeuw begonnen Duitse componisten de symfonie tot een serieuzere en complexere vorm te ontwikkelen. Ze introduceerden nieuwe structurele elementen, zoals de sonate-allegro-vorm, en begonnen een breder scala aan muzikale emoties te verkennen.
In de 18e eeuw bereikte de symfonie zijn hoogtepunt van populariteit. Componisten als Haydn, Mozart en Beethoven schreven enkele van de beroemdste en meest geliefde symfonieën aller tijden. Deze symfonieën worden gekenmerkt door hun schoonheid, complexiteit en emotionele kracht.
In de 19e eeuw bleef de symfonie evolueren, terwijl componisten begonnen te experimenteren met nieuwe vormen en stijlen. Sommige componisten, zoals Brahms en Mahler, schreven symfonieën die nog langer en complexer waren dan die van hun voorgangers. Anderen, zoals Berlioz en Liszt, schreven symfonieën die meer programmatisch van aard waren, een verhaal vertelden of een bepaalde stemming opriepen.
In de 20e eeuw bleef de symfonie een populaire vorm van muzikale expressie, hoewel er enkele veranderingen plaatsvonden. Sommige componisten, zoals Stravinsky en Sjostakovitsj, schreven symfonieën die dissonant en experimenteel waren. Anderen, zoals Copland en Bernstein, schreven symfonieën die toegankelijker waren voor een breder publiek.
Tegenwoordig blijft de symfonie een essentieel onderdeel van het klassieke muziekrepertoire. Het is een vorm die in staat is een breed scala aan emoties en ideeën uit te drukken, en het publiek over de hele wereld blijft ervan genieten.