Afwezigheid van violen:In tegenstelling tot andere Brandenburgse concerten, die prominente vioolpartijen bevatten, bevat het Brandenburgse Concerto nr. 5 geen violen. In plaats daarvan beschikt het over een solo-ensemble bestaande uit een fluit, een soloviool en een continuosectie (klavecimbel en bas).
Klavecimbel als solo-instrument:Dit concert is uniek in de Brandenburg-serie omdat het het klavecimbel als solo-instrument bevat. Het klavecimbel, dat doorgaans wordt gebruikt voor continuobegeleiding, speelt een prominentere rol en gaat dialogen aan en speelt samen met de andere solisten.
Solo Cadenza voor klavecimbel:Het concert bevat een virtuoze cadens voor klavecimbel in het eerste deel. Deze cadens stelt de klavecinist in staat zijn technische bekwaamheid en improvisatievaardigheden te tonen.
Concertino en Ripieno:Het concert wisselt af tussen concertino- (het solo-ensemble) en ripieno- (het volledige orkest) secties. De ripieno-secties zijn echter kleiner in vergelijking met andere Brandenburgse concerten, en bestaan slechts uit een paar instrumenten, zoals altviolen, cello's en continuo.
Toonsoort D majeur:Het Brandenburgse Concert nr. 5 is gecomponeerd in de toonsoort D majeur, die vaak werd geassocieerd met vreugdevolle en feestelijke gelegenheden tijdens de barok. Het heldere en levendige karakter van de D-majeur-toonsoort draagt bij aan het algehele vrolijke en levendige karakter van het concert.
Over het geheel genomen onderscheidt het Brandenburgse Concert nr. 5 zich van de rest van de serie door de afwezigheid van violen, de prominente rol van het klavecimbel als solo-instrument, de cadens van het klavecimbel, de kleinere ripieno-secties en de toonsoort D majeur. Deze unieke kenmerken maken dit concert tot een onderscheidend en boeiend werk binnen de Brandenburgse concerten van Johann Sebastian Bach.