(Vers 1)
In een school ver weg, waar de moeraswind waait,
Leefde een kikker die talent had dat hij graag wilde laten zien.
Met een veer in zijn stap en een lied in zijn keel,
Hij sprong naar de muziekles en wilde niet kwaken.
(koor)
De kikker zong vrolijk, met een stem die duidelijk was:
Het klaslokaal vullen met vreugde en puur.
Zijn klasgenoten glimlachten, hun hart gevuld met gejuich,
Terwijl ze luisterden naar de unieke pionier van de kikker.
(Vers 2)
De leraar, verrast, gaf de kikker een kans,
Om zijn speciale lied te zingen in vreugdevolle uitgestrektheid.
De kikker sprong van vreugde en begon te zingen:
Zijn stem bereikte de hemel, op de zachte vleugel van de wind.
(koor)
De kikker zong vrolijk, met een stem die duidelijk was:
Het klaslokaal vullen met vreugde en puur.
Zijn klasgenoten glimlachten, hun hart gevuld met gejuich,
Terwijl ze luisterden naar de unieke pionier van de kikker.
(brug)
De dagen gingen snel voorbij en de kikker groeide in roem,
Zijn muzikale talent zorgde voor gejuich en bijval.
Hij leerde de andere wezens de kracht van het zingen,
En in harmonie samen zongen ze allemaal mee.
(koor)
De kikker zong vrolijk, met een stem die duidelijk was:
Het klaslokaal vullen met vreugde en puur.
Zijn klasgenoten glimlachten, hun hart gevuld met gejuich,
Terwijl ze luisterden naar de unieke pionier van de kikker.
(Outro)
En zo leefde de erfenis van de kikker voort op die plek,
Een symbool van vreugde en muzikale gratie.
Een herinnering aan alles dat, hoe klein ook,
Iedereen kan stralen en zijn eigen speciale oproep beantwoorden.