1. Angst:De koorleider spreekt zijn angst uit voor de onbekende gevolgen die kunnen voortvloeien uit het decreet van Oedipus. Ze vrezen dat het blootleggen van de waarheid over de moord op Laius een ramp zou kunnen betekenen voor de stad en haar inwoners.
2. Onzekerheid:De koorleider erkent het gewicht van de situatie en de ernst van het decreet. Ze zijn onzeker over de juiste handelwijze en uiten hun zorgen over de mogelijke impact van Oedipus' beslissing op de stad.
3. Voorzichtigheid:De koorleider dringt er bij Oedipus op aan om voorzichtig en bedachtzaam te werk te gaan. Ze raden hem aan niet overhaast of impulsief te handelen en stellen voor om goddelijke leiding te zoeken voordat hij drastische maatregelen neemt.
4. Vertrouwen in de goden:Ondanks hun angsten en onzekerheid spreekt de koorleider zijn vertrouwen uit in de goden en hun wijsheid. Ze geloven dat uiteindelijk de waarheid zal worden onthuld en dat gerechtigheid zal zegevieren.
5. Steun:Hoewel de koorleider zijn bedenkingen bij het decreet uit, biedt hij nog steeds zijn steun aan Oedipus aan en erkent hij zijn gezag als heerser. Ze zijn loyaal aan hem en bereid om te helpen bij het nastreven van de waarheid.