* Wijzend: Dit is een basisgebaar dat kan worden gebruikt om richting aan te geven of om de aandacht ergens op te vestigen.
* Wuivend: Dit gebaar kan worden gebruikt om iemand te begroeten, afscheid te nemen of om hulp te vragen.
* Klappen: Dit gebaar wordt gebruikt om waardering of goedkeuring te tonen, of om ritme in een optreden te creëren.
* Stamppen: Dit gebaar kan worden gebruikt om woede of frustratie te tonen, of om een punt te benadrukken.
* Springen: Dit gebaar kan worden gebruikt om vreugde of opwinding uit te drukken, of om te laten zien dat een personage haast heeft.
* Vallen: Dit gebaar kan worden gebruikt om te laten zien dat een personage verslagen is, of om humor in een optreden te creëren.
* Huilen: Dit gebaar kan worden gebruikt om verdriet, verdriet of pijn uit te drukken.
* Lachend: Dit gebaar kan worden gebruikt om vreugde of amusement uit te drukken, of om humor in een optreden te creëren.
* Slapen: Dit gebaar kan worden gebruikt om te laten zien dat een personage slaapt, of om een vredige sfeer in een optreden te creëren.
* Eten: Dit gebaar kan worden gebruikt om te laten zien dat een personage honger of dorst heeft, of om een gevoel van kameraadschap te creëren in een voorstelling.