- Muren: Grotwanden kunnen glad of ruw zijn, en kunnen bedekt zijn met stalactieten, stalagmieten en andere minerale afzettingen.
- Plafonds: Grotplafonds kunnen hoog of laag zijn en kunnen bedekt zijn met stalactieten, stalagmieten en andere minerale afzettingen.
- Verdiepingen: Grotvloeren kunnen bedekt zijn met sediment, zoals zand, grind of modder. Ze kunnen ook onder water staan, waardoor ondergrondse meren of rivieren ontstaan.
- Ingangen: Grotingangen kunnen groot of klein zijn en kunnen zich aan de zijkant van een heuvel, op de bodem van een sinkhole of onder water bevinden.
- Afsluiten: Niet alle grotten hebben een duidelijke uitgang; sommige grotten hebben meerdere uitgangen, terwijl andere er maar één hebben.
Grotten kunnen ook een verscheidenheid aan levensvormen bevatten, waaronder vleermuizen, salamanders, spinnen en insecten. Sommige grotten herbergen ook prehistorische schilderijen en andere artefacten, waardoor ze belangrijke archeologische vindplaatsen zijn.