De toonhoogte van een noot wordt voornamelijk bepaald door de positie ervan op de notenbalk en de aan- of afwezigheid van voortekens (scherpe noten, mollen of natuurlijke tonen). De positie van de noot op de notenbalk geeft de relatieve toonhoogte aan ten opzichte van de andere noten, waarbij de noten in toonhoogte stijgen naarmate ze hoger op de notenbalk komen. Accidentals kunnen de toonhoogte van een noot wijzigen door deze met een halve toon of een hele toon te verhogen of te verlagen.
Daarom geeft de vorm van noten niet direct hun toonhoogte weer, maar dient ze eerder als een visueel hulpmiddel om de noten te helpen identificeren en ze in een partituur te ordenen. De toonhoogte van een noot wordt voornamelijk bepaald door de plaatsing ervan op de notenbalk en eventuele toepasselijke voortekens.