Vooroordelen: Oedipus heeft het vooroordeel dat Creon en Teiresias tegen hem samenzweren. Hij gelooft dat ze hem proberen te onttronen en de controle over Thebe over te nemen.
Trots: Oedipus is een trots en arrogant persoon. Hij heeft een hoge dunk van zichzelf en zijn capaciteiten. Hij wil niet geloven dat hij zo'n gruwelijke misdaad heeft kunnen begaan.
Verwarring: De informatie die Teiresias onthult is schokkend en onverwacht. Oedipus heeft moeite met het begrijpen en accepteren van de waarheid. Hij probeert het bewijs dat hem als de moordenaar aanwijst, te rationaliseren en weg te redeneren.
Ongeloof: Oedipus vindt het moeilijk te geloven dat hij onbewust zijn vader had kunnen vermoorden en met zijn moeder had kunnen trouwen. Deze waarheden druisen in tegen alles wat hij over zichzelf en zijn levensgeschiedenis wist.
Gebrek aan bewijs: Hoewel Teiresias overtuigend spreekt, kan hij niet onmiddellijk bewijzen tonen van de misdaden van Oedipus, behalve zijn profetie die Oedipus in twijfel trekt. Deze factoren dragen ertoe bij dat Oedipus aanvankelijk twijfelde aan deze openbaringen van de profeet Teiresias.