Op 21 november 1916 werd de HMHS Britannic, een Brits hospitaalschip, tot zinken gebracht nadat het een mijn in de Egeïsche Zee had geraakt. Het schip zonk in minder dan een uur, waarbij dertig mensen om het leven kwamen.
Achtergrond
De Britannic was een van de drie zusterschepen, samen met de Olympic en de Titanic. De Britannic werd in 1914 te water gelaten en in 1915 door de Royal Navy gevorderd om als hospitaalschip te dienen. Het schip was ontworpen om meer dan 1.000 gewonde soldaten te vervoeren en had meer dan 1.000 bemanningsleden.
Het zinken
Op de ochtend van 21 november 1916 voer de Britannic in de Egeïsche Zee toen het op een mijn botste. De mijn werd gelegd door de Duitse onderzeeër U-73. De explosie scheurde een gat in de scheepsromp en de Britannic begon te zinken.
De kapitein van de Britannic, Charles Bartlett, gaf opdracht het schip te verlaten. De bemanning en passagiers werden geëvacueerd in reddingsboten en de Britannic zonk binnen een uur.
Slachtoffers
Bij het zinken van de Britannic kwamen in totaal dertig mensen om het leven. De meeste slachtoffers verdronken, maar sommigen kwamen ook om door de explosie.
Nasleep
Het zinken van de Britannic was een grote tragedie. Het schip was een van de grootste en meest luxueuze hospitaalschepen ter wereld, en het verlies ervan was een grote klap voor de Britse oorlogsinspanningen.
Het zinken van de Britannic riep ook vragen op over de veiligheid van hospitaalschepen. De Duitse regering voerde aan dat hospitaalschepen niet immuun waren voor aanvallen en dat ze konden worden gebruikt om troepen en voorraden te vervoeren. De Britse regering was het daar niet mee eens en voerde aan dat hospitaalschepen duidelijk gemarkeerd waren en dat ze als niet-strijders moesten worden behandeld.
Het debat over de veiligheid van hospitaalschepen duurde gedurende de hele Eerste Wereldoorlog. In 1918 stemde de Duitse regering ermee in te stoppen met het aanvallen van hospitaalschepen, maar zij trok haar standpunt niet in dat ze niet immuun waren voor aanvallen.