De overgangspoëzieperiode, die duurde van het begin van de 17e tot het midden van de 18e eeuw, was een tijd van grote veranderingen en experimenten in de Engelse literatuur. Deze periode zag de opkomst van nieuwe poëtische vormen, zoals het heroïsche couplet en het nep-epos, evenals het gebruik van nieuwe poëtische middelen, zoals satire en parodie. Hieronder volgen de kenmerken van de overgangspoëzieperiode:
Formulier:
- Gebruik van heroïsche coupletten
- Gebruik van blanco vers
- Gebruik van het nep-epos
Thema's:
- De spanning tussen de oude orde en een nieuwe sociale, intellectuele en politieke orde
- De kracht van religie en religieuze ideeën
- Liefde, verlangen en seksualiteit
- Het conflict tussen hartstocht en rede
- De kracht van de natuur en het sublieme
Stijl:
- Sierlijke en uitgebreide dictie
- Gebruik van paradoxen, antithese en andere retorische middelen
- Toespelingen op klassieke literatuur en geschiedenis
- Gebruik van satire, parodie en burleske