In de zachte gloed van de schemering,
Een vlam flakkert, zacht en laag.
Kaarslicht, zo puur en helder,
De duisternis vereren met zijn licht.
(Koor)
Kaarslichtkanon, echoot door de nacht,
Fluisterende melodieën, een geruststellend gezicht.
Zielen leiden, schaduwen wegwerpen,
Kaarslichtcanon, tot het aanbreken van de dag.
(Vers 2)
Flikkerend, dansend in de lucht,
Kaarslicht, niet te vergelijken.
Verhelderende dromen en verlangens,
Hoop aanwakkeren, zoals hemelse vuren.
(Instrumentele brug)
(Koor)
Kaarslichtkanon, echoot door de nacht,
Fluisterende melodieën, een geruststellend gezicht.
Zielen leiden, schaduwen wegwerpen,
Kaarslichtcanon, tot het aanbreken van de dag.
(Vers 3)
Terwijl kaarsen branden, eist de tijd zijn tol,
Toch blijven herinneringen, voor altijd heel.
Kaarslichtcanon, een tijdloos refrein,
Verhalen maken in het zoete domein van de liefde.
(Koor)
Kaarslichtkanon, echoot door de nacht,
Fluisterende melodieën, een geruststellend gezicht.
Zielen leiden, schaduwen wegwerpen,
Kaarslichtcanon, tot het aanbreken van de dag.
(Outro)
Als de nacht vervaagt en de duisternis zich terugtrekt,
Kaarslichtcanon laat zijn sporen volledig na.
Een herinnering aan warmte, liefde en vrolijkheid,
Kaarslichtkanon, voor altijd geliefd.