Enkele voorbeelden van figuurlijk taalgebruik in poëzie zijn:
- Vergelijking: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen waarbij de woorden 'like' of 'as' worden gebruikt.
Voorbeeld:"Mijn liefde is als een rode, rode roos."
- Metafoor: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken.
Voorbeeld:"Mijn liefde is een rode roos."
- Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee.
Voorbeeld:"De wind fluisterde door de bomen."
- Alliteratie: De herhaling van medeklinkers aan het begin van woorden.
Voorbeeld:"De kat zat op de mat."
- Assonantie: De herhaling van klinkers in woorden.
Voorbeeld:"De regen valt op de bladeren."
- Hyperbool: Een overdrijving voor nadruk of effect.
Voorbeeld:"Ik heb zo'n honger dat ik een paard zou kunnen opeten."
- Ironie: Het gebruik van woorden om een betekenis over te brengen die het tegenovergestelde is van wat wordt verwacht.
Voorbeeld:"De best bedachte plannen van muizen en mensen dwalen vaak af."