In de eerste strofe schrijft Wordsworth over hoe zijn hart een sprongetje maakt als hij een regenboog aan de hemel ziet. Hij zegt dat hij zich door deze aanblik 'weer een kind' voelt. Dit suggereert dat Wordsworth gelooft dat de kindertijd een tijd van grote vreugde en verwondering is, en dat hij hoopt dit gevoel op volwassen leeftijd te heroveren.
In de tweede strofe schrijft Wordsworth over hoe hij ervan houdt om op het platteland te wandelen en naar de vogels te luisteren. Hij zegt dat deze ervaringen hem een 'kalm en vrij' gevoel geven en dat ze hem helpen zijn problemen te vergeten. De spreker gelooft dat de natuur een genezende werking kan hebben op de menselijke geest, en dat zij ons een gevoel van vrede en rust kan geven.
In de derde en laatste strofe schrijft Wordsworth over hoe hij hoopt zich de rest van zijn leven zo te blijven voelen. Hij zegt dat hij 'Proteus wil zien opstijgen uit de zee; / Of de oude Triton op zijn omhulde hoorn wil horen blazen.' Deze lijnen verwijzen naar twee mythologische figuren die geassocieerd worden met de zee. De spreker gelooft dat als hij deze dingen kan ervaren, hij werkelijk een vol en gelukkig leven zal hebben geleid.
Over het algemeen gaat het gedicht "My Heart Leaps Up When I Behold" over Wordsworths hoop op een langer, gelukkiger leven. Hij gelooft dat als hij de vreugde en verwondering kan blijven voelen die hij in zijn kindertijd voelde, en als hij tijd in de natuur kan doorbrengen, hij dit doel zal kunnen bereiken.