> De vorst
> _Hans Christian Andersen_
>
> Op het raam in het maanlicht
> De vorst heeft de nacht doorgetrokken,
> Met een lichte en wonderbaarlijke hand,
> Bomen en torens zo groots,
> En een brug door het riet
> Naar een kasteel midden in het onkruid,
> Allemaal zo wonderbaarlijk eerlijk.
>
> Als de ochtendzon schijnt,
> Al deze fantasieën nemen af;
> Dan kijken we wat er overblijft
> Van deze foto van pijn:
> Alleen waterdruppels
> Op het raam zo eenzaam,
> Uit de mistige lucht gestold.
>
> Wat wonderbaarlijk en licht was
> In de bleke maneschijn helder,
> Is nu niets anders dan een vlek,
> En zijn schoonheid vergat,
> Wanneer, in het raamkozijn,
> In de gouden vlam van de zon,
> Het lost zichzelf behoorlijk op.