Vervolgens beschrijft de spreker de effecten van tijd op iemands leven. Hij zegt dat de tijd ons oud en zwak zal maken, en dat het ons uiteindelijk zal doden. Hij zegt ook dat de tijd onze dierbaren en onze bezittingen zal wegnemen.
Het gedicht eindigt met de spreker die God om genade vraagt. Hij smeekt God om hem te redden van de vernietigende macht van de tijd.
De personificatie van de tijd in dit gedicht is effectief in het overbrengen van de boodschap dat tijd een krachtige en destructieve kracht is. De levendige beelden van het gedicht helpen een gevoel van urgentie en angst te creëren. Het pleidooi van de spreker om genade is ook zeer ontroerend en helpt duidelijk te maken dat de tijd iets is om bang voor te zijn.