Het gedicht is verdeeld in drie strofen, die elk een ander aspect van dorst onderzoeken. In de eerste strofe concentreert de spreker zich op het fysieke gevoel van dorst. Hij beschrijft de droge keel en het brandende gevoel in zijn maag. Hij voelt zich alsof hij 'een woestijn in de zon' is. In de tweede strofe gaat de spreker verder met het onderzoeken van de metaforische implicaties van dorst. Hij schrijft:"Ik verlang naar waarheid, / naar kennis, naar wijsheid, / naar alle dingen die mij wijs maken." De spreker dorst nu niet alleen naar water, maar naar een dieper begrip van de wereld om hem heen. Hij wil de waarheid over het leven weten, en hij voelt een gevoel van leegte en onvolledigheid totdat hij die vindt.
In de derde en laatste strofe vindt de spreker eindelijk wat hij zoekt. Hij schrijft:"Ik verlang naar God, / naar vrede, naar liefde, naar vreugde, / naar alle dingen die mij heel maken." De dorst van de spreker is eindelijk gelest en hij ervaart een gevoel van volledigheid en voldoening. Hij heeft gevonden wat hij zocht en voelt zich niet langer onrustig of ontevreden.
Het gedicht "Thirst" is een krachtige verkenning van de menselijke conditie. Het spreekt tot het universele verlangen naar vervulling, en het biedt een glimp van de vrede en het geluk die gevonden kunnen worden wanneer die vervulling eindelijk bereikt wordt.