1. "Ver weg roept de zee, roept, roept": De herhaling van het woord ‘roepen’ benadrukt het aanhoudende en aanhoudende karakter van het wenken van de zee. Het creëert een gevoel van verlangen en verlangen bij de spreker, waardoor deze naar de zee wordt getrokken.
2. "Het zout ligt op mijn lippen en de wind waait door mijn haar": Deze sensaties suggereren dat de spreker zich dicht bij de zee bevindt, misschien op de kust staat of erop vaart. De smaak van zout op de lippen en de wind in het haar roepen een fysieke verbinding met de zee op en dompelen de lezer onder in de ervaring.
3. "De zon schijnt in mijn ogen en de golven zitten in mijn oren": De zon en de golven zijn twee opvallende kenmerken van de kustomgeving. De schittering van de zon en het geluid van beukende golven versterken de zintuiglijke ervaring van dichtbij zee zijn nog verder.
4. "Ik moet gaan, ik moet gaan, waar de meeuwen vliegen en huilen": De spreker voelt zich gedwongen om te reageren op de roep van de zee, gedreven door een diep verlangen om omringd te worden door haar schoonheid en kracht. De meeuwen, die boven de zee zweven en huilen, symboliseren vrijheid, avontuur en de ongetemde geest van de oceaan.
Over het geheel genomen creëert de eerste strofe van "The Sea" een levendig beeld van de kust en brengt het intense verlangen van de spreker naar de zee over. Het creëert een gevoel van urgentie en verwachting en vormt het decor voor de rest van het gedicht om de allure en mystiek van de zee te verkennen.