* "Ze nam me mee naar haar elfachtige grot" (de vrouw wordt vergeleken met een elf, en haar huis wordt vergeleken met een grot)
* "Ze wiegde me met haar lied" (het zingen van de vrouw wordt vergeleken met een slaapliedje)
* Personificatie:
* "De zegge is verdord uit het meer" (de zegge krijgt menselijke eigenschappen, zoals het vermogen om te verdorren)
* "En het wilgenhout is ook verdord" (het wilgenhout krijgt ook menselijke eigenschappen, zoals het vermogen om te verdorren)
* Alliteratie:
* "Temidden van de acacia's en de aloë" (de herhaling van de letter "a" zorgt voor een rustgevend, vloeiend geluid)
* "In een droom zo diep als de ondergang" (de herhaling van de letter "d" creëert een gevoel van duisternis en onheilspellend)
* Assonantie:
* "Ik heb haar op mijn ijsberen gezet" (de herhaling van het lange "e"-geluid creëert een gevoel van beweging en urgentie)
* "Alsof ze bang was dat ze gemist zou worden" (de herhaling van het korte "i"-geluid zorgt voor een gevoel van angst en angst)
* Consonantie:
* "En op haar haar een coronale" (de herhaling van het "n"-geluid creëert een gevoel van schoonheid en gratie)
* "Met velen een lichte voetval" (de herhaling van het "f"-geluid creëert een gevoel van delicatesse en 輕盈)