Julia's emotionele toestand wordt overgebracht door haar woordkeuze, zoals "O slangenhart, verborgen met een bloeiend gezicht!", "O, wees een andere naam!", "Wat zit er in een naam? een andere naam zou zo zoet ruiken", "O Romeo, Romeo! waarom ben je Romeo?", en "Ontken je vader en weiger je naam; als je dat niet wilt, wees dan maar mijn liefde, en ik zal het niet langer doen wees een Capulet."
Deze woorden duiden op Julia's frustratie, verwarring en intens verlangen naar Romeo. Ze wordt verscheurd tussen haar liefde voor Romeo en haar loyaliteit aan haar familie, wat duidelijk blijkt uit haar uitroep:"O Romeo, Romeo! Waarom ben jij Romeo?" Ze drukt ook de wens uit om vrij te zijn van de beperkingen van haar familienaam, zoals blijkt uit haar verklaring:'Ontken uw vader en weiger uw naam; of, als u dat niet wilt, beëdig dan mijn liefde, en ik zal niet langer wees een Capulet."
De passage beschrijft ook Julia's fysieke reactie op Romeo's naam, terwijl ze "beef en op haar bed valt" als ze die hoort. Deze fysieke reactie geeft de diepte van haar emotionele onrust en de intensiteit van haar gevoelens voor Romeo aan.
Over het geheel genomen suggereert het bewijsmateriaal in deze passage dat Juliet een scala aan emoties voelt, waaronder hartzeer, wanhoop, verwarring en verlangen.