Cunningham koos vaak voor niet-traditionele locaties voor optredens, zoals parkeerplaatsen, pakhuizen en zelfs straten, om het traditionele concept van podiumruimte uit te dagen.
2. Manipulatie van decorontwerp:
Cunningham werkte nauw samen met landschapsontwerpers om decors te creëren die de podiumomgeving transformeerden. Hij speelde met licht, projecties en beweegbare structuren om de perceptie van ruimte te veranderen.
3. Interactie met rekwisieten:
Hij integreerde alledaagse voorwerpen of vond materialen als rekwisieten waarmee dansers konden communiceren. Deze objecten brachten nieuwe ruimtelijke relaties en fysieke uitdagingen voor de choreografie.
4. Ruimtelijke paden:
Cunningham onderzocht concepten van nabijheid en afstand door ingewikkelde bewegingspatronen door de ruimte te ontwerpen. Zijn dansers navigeerden ingewikkelde paden op het podium en vormden dynamische ruimtelijke composities.
5. Arrangementen op meerdere niveaus:
Hij experimenteerde met verschillende hoogtes door platforms omhoog te brengen en dansers boven het hoofd te hangen. Deze lagen in de ruimte maakten visueel verschillende bewegingssequenties mogelijk.
6. Asymmetrie en balans:
Cunningham brak met symmetrische choreografische patronen. Dansers namen asymmetrische posities in op het podium en onderzochten de ruimtelijke dynamiek die verder ging dan conventionele symmetrie.
7. Individuele en groepsruimte:
Zijn choreografie onderzocht de interacties tussen individuen en de collectieve groep in de gedeelde ruimte. Cunningham speelde met dichtheid en verspreiding van dansers op het podium.
Door te experimenteren met deze ruimtelijke elementen breidde Merce Cunningham de taal van de moderne dans uit en daagde hij het publiek uit om opnieuw na te denken over hoe zij beweging in relatie tot de ruimte waarnemen. Zijn innovatieve aanpak herdefinieerde de ruimtelijke grenzen van dansvoorstellingen en beïnvloedde verschillende volgende generaties dansmakers.