Bij tennis is de forehand (het schot dat met de dominante arm wordt geraakt) doorgaans sneller en sterker. Bijgevolg ontwikkelt en versterkt de dominante kant zich op natuurlijke wijze door voortdurend op het veld te spelen. De niet-dominante kant die wordt gebruikt voor backhandschoten kan echter worden verwaarloosd. Zonder de juiste aandacht en training kan het niet-dominante been zwakker worden in termen van kracht, coördinatie en snelheid.
De ongelijkheid tussen de dominante kant en de niet-dominante kant zorgt voor een onevenwichtigheid, gewoonlijk het ‘luie benen syndroom’ genoemd. Dit kan de bewegingsefficiëntie beïnvloeden en tot problemen leiden tijdens het tennissen, vooral bij het maken van snelle zijwaartse bewegingen of het veranderen van richting op de baan.
Het voorkomen van het ‘luie benen syndroom’ vereist een evenwichtige en consistente training die zich richt op zowel de dominante als de niet-dominante benen en zijkanten van het lichaam. Dit kunnen oefeningen zijn die gericht zijn op het versterken van het niet-dominante been en het verbeteren van de coördinatie en snelheid ervan.