In de Tinikling zitten twee personen tegenover elkaar op de grond, waarbij elk twee bamboestokken op de grond vasthoudt en ritmisch slaat en deze afwisselend omhoog en omlaag brengt. Een andere danser moet vaardigheid en gratie tonen door tussen de bamboestokken in en uit de opening tussen de stokken te stappen als ze tegen elkaar op de grond worden geslagen. Het tempo van de klappende bamboestokken neemt gedurende de dans toe, waardoor het uitdagender en spannender wordt.
De Tinikling vereist behendigheid, coördinatie en gratie van de danser, en toont de veerkracht, creativiteit en waardering van de Filippino's voor de rijke cultuur en tradities van het land.