* Vorm :De vorm van het lichaam in de ruimte.
* Lijn :Het pad van het lichaam door de ruimte.
* Energie :De hoeveelheid energie of kracht die bij de beweging wordt gebruikt.
* Gewicht :Het gevoel van zwaarte of lichtheid in de beweging.
Actie
* Voortbeweging :Beweging van de ene plaats naar de andere.
* Geen voortbeweging :Beweging die geen verandering van locatie met zich meebrengt.
* Gebaar :Een beweging die een idee of emotie uitdrukt.
* Gezichtsuitdrukking :De beweging van het gezicht om een emotie of idee uit te drukken.
Relatie
* Ruimtelijke relatie :De relatie van het lichaam tot de omringende ruimte.
* Interpersoonlijke relatie :De relatie van het lichaam tot andere lichamen.
* Oppositionele relatie :De relatie van het lichaam tot zichzelf.
Ritme
* Tempo :De snelheid van de beweging.
* Ritme :Het bewegingspatroon.
* Meter :De normale slag of hartslag van de beweging.
* Frasering :Het groeperen van bewegingen in frasen.
Dynamiek
* Dynamiek :De verandering in energie of kracht in de beweging.
* Accent :Een plotselinge toename van energie of kracht.
* Verkleind :Een geleidelijke afname van energie of kracht.
* Crescendo :Een geleidelijke toename van energie of kracht.
Tijd
* Duur :De tijdsduur dat een beweging duurt.
* Timing :De relatie van de ene beweging tot de andere in termen van tijd.
* Synchronisatie :Een beweging die plaatsvindt op de ongebruikelijke maat.
Ruimte
* Niveau :De hoogte van het lichaam in de ruimte.
* Richting :De richting waarin het lichaam beweegt.
* Bereik :De hoeveelheid ruimte die het lichaam in beweging neemt.
* Focus :Het punt in de ruimte waarop de beweging is gericht.
Emotie
* Stemming :De algehele emotionele toon van de beweging.
* Gevoel :De specifieke emotie die in de beweging tot uiting komt.
* Houding :De houding van de danser ten opzichte van de beweging.
Muziek
* Tempo :De snelheid van de muziek.
* Ritme :Het patroon van de muziek.
* Meter :De regelmatige maat of hartslag van de muziek.
* Frasering :Het groeperen van noten in frasen.
Andere elementen
* Kostuums :De kleding en accessoires die de danser draagt.
* Rekwisieten :Objecten die de danser gebruikt in de voorstelling.
* Landschap :De setting waarin de dans plaatsvindt.
* Verlichting :De verlichting die wordt gebruikt om de voorstelling te verlichten.