Aanvankelijk was jazzdansen grotendeels geïmproviseerd en informeel, uitgevoerd op sociale bijeenkomsten, feesten en in minstreelshows. Het bevatte ingewikkelde ritmes, improvisatie, syncopen en polyritmiek. Toen het echter aan populariteit begon te winnen en zich verspreidde naar grote steden als New York City, Chicago en Los Angeles, begon het meer structuur te krijgen en werd het geformaliseerd als een dansvorm.
Aan het begin van de 20e eeuw begonnen Afro-Amerikaanse dansers, artiesten en muzikanten door het land te toeren met vaudeville-shows, waardoor jazzdansen verder aan een breder publiek werd blootgesteld. Gerenommeerde dansers als Bill "Bojangles" Robinson, Josephine Baker en anderen speelden een belangrijke rol bij het populariseren van jazzdansen.
Jazzdansen kreeg ook invloed van andere dansvormen, zoals ballet, tapdans en moderne dans, wat resulteerde in de evolutie en de integratie van diverse technieken en stijlen. Naarmate het erkenning kreeg, vond het zijn plaats in Broadway-musicals, Hollywood-films en televisieshows, wat bijdroeg aan zijn mainstream populariteit.
In de loop van de tijd heeft het jazzdansen verschillende tijdperken doorgemaakt, van traditionele jazz tot swingjazz, bebopjazz, fusionjazz en hedendaagse jazz. Tegenwoordig wordt het erkend als een veelzijdige en expressieve dansstijl die verschillende vormen omvat, variërend van traditionele tot modernere interpretaties, elk met unieke interpretaties en kenmerken.