De saxofoon is een relatief nieuw instrument, uitgevonden in 1846 door Adolphe Sax. Het is een veelzijdig instrument dat kan worden gebruikt in een grote verscheidenheid aan muziekgenres, van klassiek tot jazz tot rock-'n-roll.
Hier zijn de basisstappen van hoe een saxofoon werkt:
1. De speler blaast lucht in het mondstuk.
2. De lucht trilt het riet tegen het mondstuk.
3. De trillingen van het riet zorgen ervoor dat de lucht in de saxofoon trilt.
4. De trillingen van de luchtkolom creëren geluidsgolven.
5. De geluidsgolven reizen door de lucht en bereiken de oren van de luisteraar.
De toonhoogte van het geluid wordt bepaald door de lengte van de buis van de saxofoon. Hoe langer de buis, hoe lager de toonhoogte. De kleppen van de saxofoon openen en sluiten gaten in de buis, waardoor de lengte van de trillende luchtkolom en daarmee de toonhoogte van het geluid verandert.
Het timbre van de saxofoon wordt bepaald door de vorm van de buis, het type riet en de embouchure van de speler (de manier waarop hij zijn mond vormt om het instrument te bespelen).
De saxofoon is een veelzijdig instrument dat in een grote verscheidenheid aan muziekgenres kan worden gebruikt. Het is een populaire keuze voor jazz-, klassieke en rock-'n-roll-muziek.