- Richt zich op de onafhankelijke beweging van specifieke lichaamsdelen, waaronder de heupen, borst en schouders, terwijl andere delen synchroon bewegen.
- Maakt gebruik van polyritmen, waarbij verschillende delen van het lichaam bewegen volgens contrasterende ritmepatronen, waardoor een complexe groove ontstaat.
Syncopatie en improvisatie
- Bevat gesyncopeerde (off-beat) ritmes, waardoor de dans een scherp en dynamisch gevoel krijgt.
- Moedigt improvisatie en persoonlijke interpretatie aan binnen een bepaald bewegingskader, waardoor dansers hun unieke stijl kunnen bijdragen.
Flexibiliteit en atletisch vermogen
- Vereist een hoog niveau van flexibiliteit, behendigheid, coördinatie, evenwicht en kracht.
- Dansers nemen vaak tuimelen, acrobatische trucs, sprongen en bochten op in hun routines.
Expressieve lichaamstaal
- Benadrukt sterke gezichtsuitdrukking en energieke gebaren om emotie over te brengen en verbinding te maken met het publiek.
Wortels in Afrikaanse en Europese tradities
- Afgeleid van Afrikaanse danstechnieken, zoals call-and-response, polyritmische patronen en lichaamsisolatie.
- Beïnvloed door Europese dansen zoals de wals, polka en quadrille.