improvisatie uit New Orleans heeft zijn wortels in de late 19e en vroege 20e eeuw en is nauw verbonden met de ontwikkeling van de jazz. Het wordt gekenmerkt door het collectieve karakter, waarbij muzikanten spontaan samen improviseren binnen een los raamwerk van akkoorden en ritmes. De improvisatie in New Orleans bevat vaak call-and-response-patronen en een sterke focus op melodie, waarbij muzikanten thema's verfraaien en uitwerken terwijl ze met elkaar interacteren.
Freejazz , aan de andere kant, ontstond in de jaren vijftig en zestig als een radicalere vorm van jazz die traditionele structuren en conventies verwierp. Freejazzmuzikanten geven voorrang aan individuele expressie en experimenten boven collectieve improvisatie. Ze maken vaak gebruik van uitgebreide technieken, atonaliteit en complexe ritmes, wat resulteert in een meer dissonant en chaotisch geluid. Free jazz wordt gekenmerkt door de nadruk op vrijheid van meningsuiting, waarbij muzikanten onbekende muzikale gebieden verkennen en de grenzen van conventionele harmonie en melodie uitdagen.
Hoewel zowel de improvisatie uit New Orleans als de free jazz het element improvisatie delen, verschillen ze aanzienlijk qua aanpak, geluid en historische context. De improvisatie uit New Orleans is geworteld in traditionele jazzvormen en legt de nadruk op collectieve interactie, terwijl free jazz een radicalere en experimentelere vorm is die de grenzen van muzikale conventies verlegt.