1. Om :uitdrukkelijk doel, intentie of doel.
- Voor het studeren is een libro nodig. (Om te studeren heb ik een boek nodig)
2. Ten behoeve van :vergelijkbaar met de vorige, het geeft een specifieke intentie of doel aan.
- Ella is een horrando om een huis te vergelijken. (Ze spaart voor het kopen van een huis.)
3. Om iemands aandacht te trekken of te trekken :
- ¡Para, por gunst! (Hou op, alsjeblieft!)
4. Om een deadline aan te geven :
- Tientallen die het project voor de vier dagen starten. (Je moet het project uiterlijk vrijdag opleveren)
5. Voor; namens :
- Ella habló para todos nosotros. (Ze sprak namens ons allemaal)
6. Vergelijking of gelijkenis:
- El rojo para mí es como el azul para ti. (Rood voor mij is als blauw voor jou)
7. Ruilen of vervanging:
- Lo cambiaré mi libro para el tuyo. (Ik ruil mijn boek voor het jouwe)
8. Om richting uit te drukken :
- Voy para la biblioteca. (Ik ga naar de bibliotheek)
9. Gebruikt vóór een infinitief werkwoord:
- Om te luisteren, is de muziek noodzakelijk. (Om te dansen heb je muziek nodig)
10. Duur :
- Estuvo lloviendo para todo el día. (Het regende de hele dag)
11. In expressies die een tijdsperiode aangeven:
- Voor het jaar 2025, denk aan de einddatum van mijn carrière. (In 2025 hoop ik mijn studie afgerond te hebben)
Houd er rekening mee dat de betekenis en het gebruik kunnen variëren, afhankelijk van de context en regio.