NTSC staat voor National Television System Committee en wordt gebruikt in Noord-Amerika, Japan en enkele andere landen. NTSC gebruikt een framesnelheid van 30 frames per seconde (fps) en een resolutie van 525 lijnen.
PAL staat voor Phase Alternating Line en wordt gebruikt in Europa, Azië, Afrika en Australië. PAL gebruikt een framesnelheid van 25 fps en een resolutie van 625 lijnen.
Het belangrijkste verschil tussen NTSC en PAL is de manier waarop ze omgaan met kleurinformatie. NTSC maakt gebruik van een composiet videosignaal, wat betekent dat de kleurinformatie wordt gecombineerd met de helderheidsinformatie. PAL maakt gebruik van een componentvideosignaal, wat betekent dat de kleurinformatie gescheiden is van de helderheidsinformatie. Dit resulteert in een betere beeldkwaliteit voor PAL.
Een ander verschil tussen NTSC en PAL is de manier waarop ze omgaan met verticale blanking-intervallen (VBI's). VBI's zijn tijdsperioden waarin het televisiesignaal niet wordt gebruikt om beeldinformatie te verzenden. NTSC gebruikt de VBI om ondertitelinginformatie te verzenden, terwijl PAL de VBI gebruikt om teletekstinformatie te verzenden.
Ten slotte gebruiken NTSC en PAL verschillende frequentiebereiken. NTSC gebruikt een frequentiebereik van 54 MHz tot 88 MHz, terwijl PAL een frequentiebereik van 47 MHz tot 68 MHz gebruikt.
Hier is een tabel die de belangrijkste verschillen tussen NTSC en PAL samenvat:
| Kenmerk | NTSC | PAL |
|---|---|---|
| Framesnelheid | 30 fps | 25 fps |
| Resolutie | 525 regels | 625 regels |
| Kleurinformatie | Composiet videosignaal | Componentvideosignaal |
| Verticale onderdrukkingsintervallen | Gebruikt voor ondertiteling | Gebruikt voor teletekst |
| Frequentiebereik | 54 MHz tot 88 MHz | 47 MHz tot 68 MHz |