Schommel wordt gekenmerkt door zijn stabiele, dansbare beat en het gebruik van improvisatie. Swingbands bestonden doorgaans uit een saxofoonsectie, een trompetsectie, een trombonesectie, een ritmesectie en een zanger. De saxofoon was het hoofdinstrument in swingbands, en de trompet- en trombonesecties zorgden voor harmonie. De ritmesectie, die bestond uit piano, bas en drums, zorgde voor de beat. Swingmuziek was populair in de jaren dertig en veertig en er werd op gedanst in nachtclubs en balzalen.
Bebop is een complexere en meer improviserende jazzstijl dan swing. Bebopbands bestonden doorgaans uit een saxofoon, trompet, piano, bas en drums. De saxofoon en trompet waren de hoofdinstrumenten van bebopbands, die vaak complexe improvisatieduels aangingen. De piano, bas en drums zorgden voor het ritme. Bebopmuziek was populair in de jaren veertig en vijftig en werd vaak uitgevoerd in kleine clubs en jazzbars.
Hier zijn enkele van de belangrijkste verschillen tussen swing en bebop:
* Tempo: Swing wordt doorgaans in een sneller tempo gespeeld dan bebop.
* Complexiteit: Bebop is complexer dan swing, zowel qua compositie als qua improvisatie.
* Instrumentatie: Swingbands hebben doorgaans een grotere instrumentatie dan bebopbands.
* Publiek: Swing was bij het grote publiek populairder dan bebop.
Ondanks hun verschillen zijn swing en bebop beide belangrijke jazzstijlen die een blijvende impact op de muziek hebben gehad. Beide stijlen worden vandaag de dag nog steeds gespeeld door jazzmuzikanten over de hele wereld.