Het Caloris Planitia-bekken valt vooral op door zijn concentrische ringen, waarvan wordt aangenomen dat ze zijn gevormd als gevolg van de inslag die het bassin heeft gecreëerd. Deze ringen zijn samengesteld uit opgetild en gebroken materiaal dat tijdens de inslag werd uitgeworpen, en strekken zich vanuit het midden van het bassin honderden kilometers naar buiten uit. De ringen kunnen het beste worden waargenomen in het noordelijke deel van het bekken, en bieden belangrijke aanwijzingen over het inslagproces en de daaropvolgende geologische evolutie van Mercurius.
Naast de concentrische ringen vertoont Caloris Planitia ook andere oppervlaktekenmerken die verband houden met inslagbekkens, zoals een centrale piek, een reeks secundaire kraters en een omringende uitwerpdeken. Aangenomen wordt dat de centrale piek, die zich nabij het midden van het bassin bevindt, is gevormd als gevolg van het terugkaatsen van materiaal na de inslag. De secundaire kraters zijn kleinere kraters die zijn ontstaan door puin dat bij de primaire inslag is uitgestoten, en zijn in een radiaal patroon over het bassin verspreid. De uitwerpdeken, die zich honderden kilometers naar buiten uitstrekt vanaf het bassin, is samengesteld uit materiaal dat tijdens de inslag werd uitgeworpen en op het omringende oppervlak werd afgezet.