Normaal gesproken bestaat een danssuite uit verschillende dansen, elk met een eigen tempo, ritme en stijl. Enkele van de veel voorkomende dansen in suites zijn:
1. Allemande:Een langzame en statige dans die vaak als inleidend deel wordt gebruikt.
2. Courante:een gematigd tempo en sierlijke dans.
3. Sarabande:Een langzame, plechtige dans met een sterke ritmische nadruk.
4. Gigue:Een levendige en snelle dans die vaak als slotdeel dient.
5. Gavotte:Een sierlijke en levendige dans met twee herhaalde secties.
6. Menuet:Een gematigde en elegante dans in drievoudige meter.
7. Bourrée:Een levendige en levendige dans met een sprongachtig ritme.
8. Passepied:Een vrolijke en snelle dans met een gesyncopeerd ritme.
Danssuites maakten een breed scala aan muzikale expressie mogelijk, van eenvoudige melodieën en rustieke ritmes tot complex contrapunt en uitgebreide versieringen. Componisten als Johann Sebastian Bach, George Frideric Handel en Georg Philipp Telemann staan bekend om hun gevierde danssuites, die hun compositorische vaardigheid en beheersing van het barokke idioom tentoonspreiden.
Hoewel de primaire functie van danssuites was om te dienen als achtergrondmuziek bij dans, kregen ze ook waardering als op zichzelf staande muziekwerken. Hun verfijnde muzikale structuur en verscheidenheid aan stijlen blijven het publiek vandaag de dag boeien, waardoor ze een essentieel onderdeel vormen van het barokke muziekrepertoire.