* Adagio: Een term die wordt gebruikt om langzame, sierlijke muziek of dans te beschrijven.
* Ballet: Een dansvorm die door middel van beweging een verhaal vertelt.
* Coda: Een slotpassage van een muziek- of dansstuk.
* Coupé: Een stap waarbij de ene voet dicht bij de andere loopt, meestal in de lucht.
* Ontwikkelen: Een stap waarbij één been in de lucht wordt gestrekt, terwijl het andere been op de grond blijft.
* En pointe: Een techniek waarbij dansers op de toppen van hun tenen gaan staan.
* Flic-flac: Een gymnastische beweging waarbij een persoon een achterwaartse salto maakt terwijl hij tegelijkertijd zijn lichaam draait.
* Grote battement: Een stap waarbij één been in de lucht wordt gestrekt, terwijl het andere been de vloer veegt.
* Jété: Een sprong waarbij de ene voet de grond verlaat en de andere voet er in de lucht naartoe wordt gebracht.
* Pirouette: Een draai op één voet.
* Relevantie: Een beweging waarbij een danser op zijn tenen gaat staan.
* Rond de jambe: Een stap waarbij één been in de lucht cirkelt.
* Sauteren: Een sprong waarbij beide voeten de grond verlaten.
* Tendu: Een stap waarbij één been naar voren, opzij of naar achteren wordt gestrekt.
* Tours: Een reeks pirouettes.
* Walkover: Een gymnastische beweging waarbij een persoon zich omdraait terwijl hij nog op de been is.