1. Programmatische muziek: De beweging maakt deel uit van een grotere programmatische symfonie die het verhaal vertelt van de onbeantwoorde liefde van een jonge kunstenaar, door opium veroorzaakte hallucinaties en een heksensabbat. Dit gebruik van muziek om specifieke scènes en emoties uit te beelden is een kenmerk van de Romantiek.
2. Emotie en expressie: De muziek in dit deel is zeer expressief en brengt een scala aan emoties over, van griezelig en mysterieus tot wild en chaotisch. Berlioz gebruikt contrasterende thema's, dynamiek, instrumentatie en orkestratie om een levendig en emotioneel geladen klanklandschap te creëren.
3. Orkestkleur: Berlioz stond bekend om zijn innovatieve orkestratietechnieken, en het 5e deel toont zijn meesterschap op dit gebied. Hij gebruikt ongebruikelijke combinaties van instrumenten, zoals het gebruik van de Engelse hoorn, basklarinet en tam-tam, om specifieke klankkleuren en effecten te bereiken.
4. Gebruik van Leitmotieven: Berlioz gebruikt terugkerende thema's, of leidmotieven, om specifieke karakters en ideeën in de symfonie weer te geven. In het vijfde deel wordt het Dies Irae-thema, geassocieerd met dood en oordeel, getransformeerd en opgenomen in de sabbatmuziek van de heksen, waardoor een gevoel van voorgevoel en onbehagen ontstaat.
5. Verhalende structuur: Het deel volgt een duidelijke verhalende structuur, beginnend met een rustige, etherische introductie die geleidelijk opbouwt naar een climax van chaos en waanzin. Dit gevoel van progressie en resolutie is typerend voor romantische muziek.
6. Individuele expressie: Berlioz' Symphonie Fantastique, inclusief het 5e deel, weerspiegelt zijn persoonlijke ervaringen, emoties en artistieke visies. Romantische muziek verkent vaak de innerlijke wereld van de componist, en het werk van Berlioz staat bekend om zijn zeer subjectieve en persoonlijke aard.
Over het geheel genomen belichaamt het vijfde deel van Berlioz' Symphonie Fantastique de romantische geest door zijn programmatische aard, emotionele intensiteit, innovatieve orkestratie, gebruik van leidmotieven, narratieve structuur en focus op individuele expressie.