Tapdans ontstond in het begin van de 19e eeuw in de Verenigde Staten en de wortels ervan zijn terug te voeren op Afrikaans-Amerikaanse en Ierse invloeden. De oorsprong van tapdans begon met de percussieve Afrikaanse stijlen meegebracht door tot slaaf gemaakte mensen uit Afrika, gecombineerd met het voetenwerk van Ierse stepdansen. Tegen het midden van de 19e eeuw was tapdansen een aparte dansstijl die werd tentoongesteld op minstreelpodia. Het ontwikkelde zich tot een populaire uitvoerende kunst, vooral tijdens de Harlem-renaissance.
Tapdans maakt voornamelijk gebruik van de hiel, bal en teen van de schoen om een verscheidenheid aan geluiden te creëren. Deze geluiden worden gecombineerd met gesyncopeerde ritmes, ingewikkelde stappen en fraai voetenwerk om levendige en energieke uitvoeringen te creëren. Door het gebruik van tapschoenen, met metalen platen aan de zolen, kunnen dansers zowel heldere, percussieve geluiden als zachte, gedempte geluiden produceren, afhankelijk van de manier waarop ze de vloer raken.
Tapdans bestaat uit een verscheidenheid aan stappen en bewegingen, zoals shuffle, flap, ball change, pullback, heel clicks en toe stands. Dansers gebruiken deze bewegingen om ritmische patronen te creëren, melodieën te produceren en solo- en groepsroutines uit te voeren.
Tapdans heeft in de loop van de tijd verschillende fasen en stijlen doorlopen. Van de vroege ‘rhythm tap’-stijl uit de jaren twintig tot de meer complexe choreografie- en improvisatieaspecten uit de jaren veertig en vijftig, heeft tapdans zich voortdurend ontwikkeld. Het heeft ook invloeden uit andere dansvormen, zoals swing, jazz, hiphop en ballet, verwerkt om nieuwe en dynamische versies van tapdansen te creëren.
Tegenwoordig is tapdans nog steeds een geliefde en levendige kunstvorm en wordt het uitgevoerd door getalenteerde dansers over de hele wereld. Het is nog steeds te zien op verschillende locaties, variërend van Broadway-producties en concertzalen tot straatoptredens en dansstudio's.