1. Stiekeme aanpak: Schorpioenen zijn geduldige jagers. Ze gebruiken hun ongelooflijke tast- en reukvermogen om potentiële prooien te detecteren. Ze kruipen langzaam en heimelijk en naderen heimelijk hun doel zonder opgemerkt te worden.
2. hinderlaag: Wanneer schorpioenen binnen bereik zijn, gebruiken ze een jachtstrategie in een hinderlaag. Ze nemen een aanvalshouding aan met hun tang omhoog en hun staart naar voren gebogen, klaar om toe te slaan.
3. Pijptangaanval: Zodra de prooi dichtbij genoeg is, gebruikt de schorpioen zijn krachtige scharen om hem veilig vast te pakken en vast te houden. De scharen hebben verschillende vormen en sterke punten, afhankelijk van de schorpioensoort, en zijn meestal goed aangepast voor het grijpen van prooien.
4. Gifinjectie: Schorpioenen gebruiken hun giftige gif als voornaamste middel om prooien te onderwerpen. Wanneer de prooi wordt gevangen, steekt de schorpioen snel zijn gebogen, giftige staart naar voren en geeft een giftige steek af. Sommige schorpioenen kunnen herhaaldelijk toeslaan om ervoor te zorgen dat er voldoende gif wordt geïnjecteerd.
5. Immobilisatie: Het gif werkt snel en verlamt de prooi. De neurotoxinen die in het gif aanwezig zijn, beïnvloeden het zenuwstelsel van de prooi en veroorzaken spierspasmen, verlamming en zelfs de dood. Kleinere prooien kunnen vrijwel onmiddellijk verlamd raken.
6. Voeden: Zodra de prooi geïmmobiliseerd is, begint de schorpioen te eten. Hij kan zijn scharen gebruiken om de prooi uit elkaar te scheuren of spijsverteringsvloeistoffen af te scheiden die de interne weefsels vloeibaar maken, waardoor ze gemakkelijker te consumeren zijn.
7. Kannibalisme: In bepaalde situaties kunnen schorpioenen ook hun toevlucht nemen tot kannibalisme, waarbij ze zwakkere individuen van hun eigen soort of zelfs hun jongen verslinden als voedsel schaars is.
Het is belangrijk op te merken dat het jachtgedrag van schorpioenen enigszins kan variëren tussen verschillende soorten, maar dat de algemene principes consistent blijven. Hun roofzuchtige instincten en gespecialiseerde jachtaanpassingen, waaronder sluipende bewegingen, krachtig gif en krachtige scharen, maken ze tot efficiënte roofdieren in hun leefgebied.