Sigmund Freud gebruikte de Griekse mythologie van koning Oedipus om zijn psychoanalytische theorie van het Oedipus-complex te ontwikkelen, een universeel ontwikkelingsstadium waarin kinderen aantrekkingskracht en verlangen ervaren jegens hun ouder van het andere geslacht, en jaloezie en haat jegens hun ouder van hetzelfde geslacht.
Volgens Freud ontstaat dit conflict doordat het eerste liefdesobject van een kind de moeder is. Naarmate ze ouder worden, beseffen kinderen echter dat hun vader het voornaamste obstakel is voor hun relatie met hun moeder. Dit leidt tot gevoelens van jaloezie en haat jegens de vader en een verlangen om hem te vervangen.
Voor jongens is dit conflict bijzonder intens omdat zij ook te kampen hebben met de angst voor castratie van hun vader. Deze angst is geworteld in de mythe van koning Oedipus, die onbewust zijn vader vermoordde en met zijn moeder trouwde. Nadat hij de waarheid had vernomen, stak Oedipus zijn eigen ogen uit en verbande zichzelf uit Thebe.
Freud geloofde dat alle jongens een soortgelijk conflict meemaken, maar niet allemaal met zulke extreme gevolgen. Hij geloofde ook dat meisjes een soortgelijk conflict ervaren, dat hij het Electra-complex noemde.
Het Oedipuscomplex is een controversieel concept dat door veel andere psychologen en psychoanalytici is uitgedaagd. Het blijft echter een fundamenteel concept in de Freudiaanse theorie en heeft ons begrip van menselijke ontwikkeling en gedrag beïnvloed.