Volgens Sigmund Freud zijn de stadia van psychoseksuele ontwikkeling:
1. Orale fase (vanaf de geboorte tot 18 maanden):De belangrijkste bron van plezier voor het kind is orale stimulatie, zoals zuigen en bijten.
2. Anale fase (van 18 maanden tot 3 jaar):De voornaamste bron van plezier voor het kind is de stoelgang en de controle over de blaas.
3. Fallische fase (van 3 tot 6 jaar):De belangrijkste bron van plezier van het kind zijn de geslachtsorganen.
4. Latentieperiode (van 6 jaar tot de puberteit):Gedurende deze periode is de seksuele ontwikkeling relatief slapend.
5. Genitale fase (vanaf de puberteit):Het individu ontwikkelt volwassen seksuele interesses en is in staat zich voort te planten.
Volgens Freud wordt het fallische stadium gekenmerkt door de ontdekking door het kind van de penis en het plezier dat kan worden ontleend aan het stimuleren ervan. Deze fase wordt ook gekenmerkt door het Oedipuscomplex, waarin de jongen seksuele gevoelens voor zijn moeder en agressieve gevoelens jegens zijn vader ontwikkelt. Het Oedipuscomplex wordt uiteindelijk opgelost wanneer de jongen beseft dat hij niet met zijn vader kan concurreren om de liefde van zijn moeder en zich in plaats daarvan met zijn vader identificeert.
Aan de andere kant wordt aangenomen dat de ontwikkeling van het morele geweten begint in de latentieperiode. Gedurende deze tijd begint het kind de waarden van zijn ouders en andere volwassenen te internaliseren. Ze ontwikkelen een gevoel van goed en kwaad, en beginnen hun gedrag te reguleren in overeenstemming met deze waarden. De ontwikkeling van het morele geweten gaat door tot in de adolescentie en vroege volwassenheid.