1. Om een scherp, pijnlijk gevoel te veroorzaken:
- De bij stak haar in de arm en die begon meteen op te zwellen.
- De koude wind prikte in haar wangen, waardoor ze gevoelloos werden.
2. Om een scherp, pijnlijk gevoel te voelen:
- Mijn ogen prikken van de rook.
- Mijn maag prikt van het pittige eten.
3. Om emotionele pijn of angst te veroorzaken:
- Zijn harde woorden troffen haar diep, en ze kon niet stoppen met huilen.
- Het verlies van haar baan prikte in haar trots en ze voelde zich vernederd.
4. (Van een insect) om de huid te doorboren met een scherpe, giftige angel:
- De wesp stak me in mijn enkel en ik moest naar het ziekenhuis.
- De schorpioen stak de toerist en veroorzaakte hevige pijn en zwelling.
5. (Informeel) om iemand op te lichten of te bedriegen:
- De verkoper heeft hem ertoe aangezet een auto te kopen die hij zich niet kon veroorloven.
- Het bedrijf heeft zijn klanten gestoken door verborgen kosten in rekening te brengen.
Het zelfstandig naamwoord "steek" verwijst naar het scherpe, puntige deel van het lichaam van een insect dat het gebruikt om te steken. Het kan ook een scherp, pijnlijk gevoel of een gevoel van emotionele stress betekenen.