De aristocratie, de kerk en de monarchie waren hun beschermheren.
• Patron verstrekte geld rechtstreeks aan de kunstenaar;
• Voorzag in een stipendium zodat de kunstenaar fulltime kon werken;
• Voorzien van huisvesting, voedsel en reizen; En
• In opdracht voltooid werk dat de opdrachtgever zou bezitten.
Guilden
• Gilden werden gevormd door ambachtslieden, waaronder kunstenaars
• Zorgen voor kwaliteit van het werk;
• Prijzen vaststellen;
• Zorg voor rechtsbescherming;
• Onderwijsstandaarden vaststellen; En
• Bied bescherming.
Kunstmarkten
• Kunstenaars zetten ateliers/winkels op waar voltooid werk te koop was;
• Kunstenaars toonden voor korte tijd werk op beurzen en/of huurden een ruimte; En
• Dealers kochten en verkochten kunstwerken.