* Improvisatie: Jazz is sterk afhankelijk van improvisatie, wat betekent dat muzikanten hun solo's vaak ter plekke creëren. Het betekent dat de instrumentatie een basis moet bieden voor improvisatie en de flexibiliteit voor muzikanten om zich vrijelijk te uiten.
* Oproep en reactie: Jazz kent vaak een call-and-response-format, waarbij één muzikant of sectie een zin speelt en de anderen reageren met een soortgelijke of contrasterende zin. Het beïnvloedt de instrumentatie, aangezien instrumenten zowel de oproep als de respons effectief moeten kunnen spelen.
* Ritmesectie: De ritmepartij vormt de ruggengraat van de jazz en bestaat doorgaans uit een piano, bas en drums. Deze instrumenten vormen de ritmische basis en ondersteuning voor de improviserende solisten.
* Solisten: Jazz kent veel solisten, die hun individuele speelstijlen en muzikale interpretaties benadrukken. De instrumentatie moet deze solisten huisvesten en voor een evenwichtige klank zorgen.
* Verscheidenheid: Jazz omvat vele subgenres, elk met zijn eigen unieke kenmerken. Het vereist dat de instrumentatie zich aanpast en vermengt met verschillende muziekstijlen.
* Instrumentatieflexibiliteit: Jazz staat open voor een breed scala aan instrumenten en er worden verschillende instrumentcombinaties in verschillende contexten gebruikt. Deze flexibiliteit stelt jazz in staat nieuwe geluiden en muzikale mogelijkheden te verkennen.