De relatieve positie van een geluid op de muziekschaal. Toonhoogtes worden bepaald door de frequentie van geluidsgolven, gemeten in hertz (Hz). Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toonhoogte.
Duur
De tijdsduur dat een geluid duurt. De duur wordt gemeten in seconden of beats. Een beat is een basiseenheid van tijd in muziek en is doorgaans gelijk aan een kwart seconde.
Luidheid
De waargenomen sterkte of intensiteit van een geluid. De luidheid wordt gemeten in decibel (dB). Hoe luider het geluid, hoe hoger het decibelniveau.
Timbre
Het unieke karakter of de kwaliteit van een geluid. Het timbre wordt bepaald door de harmonische structuur van een geluid, de combinatie van verschillende aanwezige frequenties.
Textuur
De manier waarop de verschillende componenten van een muziekstuk worden gecombineerd. Textuur kan worden omschreven als dik of dun, dicht of dun, glad of ruw.
Formulier
De algemene structuur van een muziekstuk. De vorm wordt bepaald door de opstelling van de verschillende delen van een stuk, zoals de inleiding, het couplet, het refrein en de brug.